2013/04/08

Tijd voor het geheim van Christus

Er is een boek verschenen: Tijd voor het geheim van Christus. Over de waarde van verdieping in de liturgiek. Het boek gaat over de invulling van onze kerkdiensten volgens een bestaand schema: het kerkelijk jaar. De ondertitel van het boek is: Het liturgisch jaar in de gereformeerde kerkdienst. Op 22 maart 2013 verscheen in de boekenbijlage ‘Gulliver’ van het ND, op pagina 14, een recensie van Piet Houtman over dit boek. Het is een korte recensie, die mijns inziens veel uitgebreider had moeten zijn, en het boek, van de hand van Harrie de Hullu, had veel meer aandacht moeten krijgen. Er is een poging gedaan om dit boek meer aandacht te geven, door een studiedag, maar die werd afgelast. Piet Houtman maakt in zijn te korte recensie enkele rake opmerkingen. De meest rake is wellicht zijn opmerking aan het slot: de Hullu bedoelt zijn aanbeveling van de liturgische jaarorde niet als een keurslijf. Hij geeft suggesties. Zulke roosters hebben de eeuwen door gediend als krukken voor theologisch gebrekkig geschoolde voorgangers – lang niet altijd verwijtbaar – predikers en gemeenten kunnen er hun winst mee doen. Het is deze kwetsbare opstelling, die me uit het hart gegrepen was. ‘Gebrekkig geschoolde voorgangers’. Dat zijn we, als protestante, evangelische en gereformeerde voorgangers; met name op liturgisch gebied. Vanuit onze opleiding (TU – Broederweg, Kampen) kregen wij slechts het minimale mee over liturgiek. Dit is een algemeen bekend gegeven, en voor zover bekend is het aan evangelische seminaries en andere gereformeerde theologische opleidingen (van de CGK te Apeldoorn bijvoorbeeld) niet heel veel anders. Het is verder mijn overtuiging dat de visie van een gelovige op de liturgie een rol speelt bij de invulling van onze oecumenische roeping. Ik wil dit graag uitleggen en illustreren met een voorbeeld. Een gelovige die veel waarde hecht aan liturgiek, liturgisch besef, liturgische orde en liturgische symbolen, zal meer affiniteit hebben met oecumenische samenwerking met diegenen bij wie hij dit herkent. Zoals bijvoorbeeld: protestanten die het liturgisch kerkelijk jaar als leidraad gebruiken. Maar ook projecten als het (nieuwe) Liedboek en zelfs ook samenwerking met rooms-katholieken zal hij positief benaderen. Een gelovige die – om welke reden ook – minder waarde hecht aan liturgische zaken, zal juist hechten aan zaken als het aantreffen van geloof en geloofsvreugde en blijdschap. Zo iemand zal meer affiniteit hebben met oecumenische samenwerking met diegenen bij wie dat herkend wordt. Zoals bijvoorbeeld: enthousiaste evangelische gemeenten. Zo iemand is wellicht meer geneigd naar het project Opwekking te gaan, dan tijd en inspanning te geven aan het project Liedboek, waar de klacht dan ook gehoord wordt, dat er te weinig Opwekkingsliederen in opgenomen zijn. Dit zijn twee posities, maar allerlei tussenvormen zijn natuurlijk mogelijk. Als voorbeeld van deze verhouding noem ik een voorganger uit onze kerken (gkv), die zomaar kon zeggen ‘niets te hebben’ met de evangelische kerken, maar duidelijk wel met traditionele en toch niet gereformeerde kerken (PKN en RKk). Maar het is niet zo moeilijk om voorgangers te noemen die een omgekeerde affiniteit uitstralen: waar alles om draait is een hart vol geloof en enthousiasme. En of je het nu liturgisch verantwoord doet, of niet, en hoe dan wel: dat is allemaal bijzaak. Met alle mogelijke varianten tussen deze beide posities en keuzes. Hier zijn we precies aangekomen op het punt waarmee Piet Houtman zijn recensie besloot: we zijn gebrekkig geschoold, en grijpen dan links en rechts naar ‘krukken’, om toch verder te kunnen. Er is sprake van een zekere wildgroei in christelijk Nederland, niet alleen in de diversiteit van het aantal mogelijkheden van leerstellige identiteit (hoeveel soorten gereformeerd, christelijk en evangelisch zijn er mogelijk?) maar net zo goed ook wat betreft de liturgische opstelling. In de ene kerkdienst gaat het er waardig aan toe, met stiltemomenten, en de muzikale begeleiding is klassiek. Kleuren en enkele voorwerpen of afbeeldingen hebben een speciale, gedefinieerde betekenis. In de andere kerkdienst is het vrolijk en blij; de muziek is lekker hard, en een waardig stil moment is pas goed als mensen ook zichtbaar tranen laten en huilen, en er een getuigenis volgt. Is dat een tegenstelling? Is er iets dat voorkeur verdient? Kunnen we die kloven op liturgisch gebied overbruggen? Het is mijn overtuiging en ook mijn persoonlijke ervaring, dat de liturgische verwarring die er in christelijk Nederland (en, wellicht: de wereld) heerst, het gevolg is van onbekendheid met de liturgische schat die hoort bij het geheim van Christus. Het zou werkelijk een bijdrage en verbetering zijn, als er onderlinge herkenning van christenen zou komen door liturgische herkenning. Het boeiende van het boek van de Hullu is, dat hij dit - bijna ongemerkt - toch aan de orde stelt. Als voorbeeld daarvan wil ik noemen de opmerking, dat ds. G. Visee uit Kampen in de jaren vlak na de tweede wereldoorlog de christelijke feestdagen helemaal wilde afschaffen. Daarmee vertegenwoordigde hij feitelijk de tweede groep. De opmerking betreffende dr. K. Deddens, die op een liturgisch thema promoveerde laat iemand uit de andere hoek zien. Maar als er een gezamenlijk buigen over die rijke inhoud van de liturgiek was geweest, van hen beiden, was dan voorkomen dat zij enige tijd later gescheiden optrokken? Dat is mogelijk. Het is echter niet te verifiëren. Wel kunnen we, christenen uit allerlei posities, ons nu samen buigen over die rijkdom, om weer dichter bij elkaar te komen. Want hoe meer je gaat begrijpen van de liturgie en de liturgiek, en hoe meer bewust je wordt van wat je leest, en wat je zingt, en wat je bidt, en waarom, en waarom zo; - hoe dichter je bij het geheim van Christus komt.

No comments: